Het is 26 oktober. Ik ben 40 weken en 1 dag zwanger. Vandaag gaan we een kindje krijgen. Maar dat dat heel anders ging dan mijn eerste bevalling had ik niet verwacht.
Oke, ik ben in ieder geval niet dood. Ik ben wel een stuk kwijt van het laatste uur. Het is eindelijk weer rustig op de kamer. Naast me staat een infuus. Vocht en weeënopwekkers. Misschien is er nog iets achtergebleven waardoor ik zulke naweeën heb. Ik puf nog een tijdje door, krijg wat zwaardere pijnstillers en langzaam trek ik weer een beetje bij. Om de zoveel tijd komen de artsen binnenlopen. Met zijn vieren tegelijk wordt er op mijn buik gebeukt in een poging er nog wat uit te krijgen. Dat doet zeer! Is dit hoe het voelt als je finaal in elkaar geslagen wordt? Als ik nog geen inwendige bloeding had krijg ik het nu wel. “Hallo! Is het nu klaar?” vraag ik. Ik ben in staat heel hard terug te slaan.
Ondertussen komen de beschuitjes met muisjes de kamer in. Oh ja, we hebben een zoon gekregen. Ik kan hem ondertussen eindelijk weer vastpakken en knuffelen, met dank aan de naproxen. Ik app met het thuisfront, daar hebben ze zich kennelijk ook behoorlijk zorgen gemaakt. We sturen wat foto’s naar familie en ik bel mijn moeder. We hadden het zo leuk bedacht, mama zou met mini naar het ziekenhuis komen. Dan konden we met zijn allen naar huis. Maar mini hoeft nog niet te komen vandaag, we weten immers nog steeds niet wat we gaan doen. Eigenlijk zou ik een nachtje hier blijven helemaal zo erg niet vinden. Ik maak me een beetje zorgen. Schril contrast met de vorige bevalling. Toen zaten we twee uur na de komst van mini aan de pizza, gewoon thuis, op de bank.
Ondertussen maken verpleegkundigen zich meer zorgen. Ik blijf maar bloeden en op het bord aan de muur wordt het exacte aantal CC’s bijgehouden. Bijna 1.5 liter. Kennelijk is dat dus te veel. Alles boven een liter eigenlijk. Het kan altijd erger, maar mijn ijzergehalte was tijdens de zwangerschap al dramatisch laag. Geen wonder dat ik me zo’n slappe vaatdoek voel, van dat ijzer is natuurlijk niks meer over. Om vier uur komt de gynaecoloog toch vertellen dat ik de O.K. op moet vanavond, en wel onder volledige narcose. Dat vind ik dus doodeng. Nog nooit ben ik geopereerd, nog nooit ben ik onder algehele narcose geweest. Ik krijg een kek ziekenhuispakje (fleurt zo lekker op) en een nieuw bed en word om zes uur naar de O.K. gebracht. Dag schat, dag kindje, tot straks.
Die algehele narcose krijg ik niet. Daar moet je dus nuchter voor zijn. Had ik net voor de beslissing van de arts een beschuitje en wat boterhammen naar binnen gewerkt – een vrouw moet eten, niet waar? -. Fout! Dan moet het met een ruggenprik. Natuurlijk, ook daar word ik niet vrolijk van maar een keuze heb ik niet. Bloednerveus ben ik als ik de O.K. op ga. De gynaecoloog stelt me gerust. Het is een Brabander, deze beste man. Hij heeft nog op het kruisheren in Maaseik gezeten. De ruggenprik voel ik niet, de ingreep ook niet. Het is zowaar gezellig op de O.K. Ik keuvel wat aan met de vrouwelijke anesthesist, heel gemoedelijk. De ingreep is niet voor niks. Enige stolsels (zo groot als mijn kind) en een stuk van de placenta worden manueel verwijderd. Laat ik je de details besparen. Ik bedoel, als je hoort hoe die ingreep in zijn werk gaat vraag je je echt af waarom er mensen zijn (mannen) die gynaecoloog worden. Enfin, de naweeën moeten nu stoppen en het bloedverlies zal rap minder worden. Dat was het. Na een half uur op de uitslaapkamer mag ik terug naar man en kind. Eindelijk.
We blijven nog een nachtje in het ziekenhuis. Ik moet morgen eerst zelf douchen voor ik naar huis mag. Mijn ijzergehalte is laag, heel laag, maar net niet laag genoeg voor een transfusie of een ijzerinfuus. Als het allemaal lukt morgen krijg ik een zwik staalpillen mee naar huis en een voedingsvoorschrift. Het zal een lange weg worden, maar ik kom er weer bovenop. Voor nu, lig ik als de zus van uncle Fester in een ziekenhuisbed, met mijn vriend op een opklapbed naast me en kindje in een wiegje tussen ons in. Langzaam kan ik genieten. Als de nacht valt kijk ik naast me naar twee van mijn drie mannen en ik ben ontzettend dankbaar dat dit moment bestaat. Dat we er zijn en dat we samen zijn.
De verpleegkundige komt om de zoveel tijd even bij ons kijken. Mijn vriend slaapt, hij heeft heel wat gezien vanmiddag wat je echt niet wil zien als je naar het ziekenhuis gaat om gezinsuitbreiding te krijgen. Ook kindjelief slaapt dwars door zijn voedingstijden heen. De verpleegkundige vraagt of ze hem in zijn bedje zal leggen. “Nee, laat maar even bij mij, ik slaap toch niet”. Ik kijk mijn mooie kindje in zijn heldere oogjes. De arts zei nog, dat ik geen 40 weken zwanger was maar vermoedelijk ruim 41 of 42 weken. De placenta was op, mijn lijf was op en de baby vond het al lang niet meer leuk. Ach, waar ze dat dan ook eerder hadden moeten constateren, we zijn er goed uitgekomen. Morgen gaan we gewoon naar huis en dan beginnen we opnieuw. Met mini, met zijn viertjes.
Ik had er nooit bij stil gestaan dat deze bevalling zwaarder en gecompliceerder zou zijn dan de eerste. Natuurlijk kan het altijd erger maar intens was het wel. Inmiddels zijn we drie weken verder en ik ben langzaam aan de beterende hand. Het opschrijven helpt mij alles op een rijtje te zetten. Het is een roes geweest, niet alleen voor mij. Mijn vriend heeft me zo ontzettend goed gesteund, terwijl hij misschien wel de moeilijkste momenten heeft gehad. Big thanks aan hem en aan mijn moeder, die het thuis op de rit heeft gehouden. X Steph.
Heftig. Vooral als je voorbereid bent op een ” makkelijke” bevalling. Het bloedverlies herken ik. Ik lag ook plat maar de dag na de bevalling van de eerste. Toen een bloedtransfusie gehad. Van de tweede ook redelijk wat bloedverlies maar gelukkig voelde ik mij toen een stuk beter. Bij de eerste ook langs de ok,gelukkig onder volledige narcose voor de placenta. En bij de tweede een week later na kraamvrouwenkoorts.
Zo zie je maar weer hé. Elke bevalling gaat anders. Goed dat je het opschrijft. Nogmaals gefeliciteerd.
Groetjes Anouk
LikeLike